maandag 30 april 2012

Het bedrog is makkelijk te meten!

Als je weet dat de belangrijkste taak van een centrale bank bestaat uit het verdedigen van de koopkracht van het geld moet je een neutrale scheidsrechter vinden om de prestatie van die centrale bank te meten. Fysiek goud is de perfecte scheidsrechter om te oordelen over de prestaties van die centrale bank.
Van volgende feiten zijn we zeker: Een Belgische Louis van 20 Belgische Frank uit 1850 bevat 5,80 gram fijn goud of 0,29 gram goud per frank.
In 1926 verlaagt de regering de pariteit goud/frank tot 0,041822 gram goud per frank, een devaluatie van 86%!
Vandaag bedraagt de pariteit 0,00061728 gram goud per frank of een verlies van 99,79% sinds de oprichting van de NBB in 1850.
Verlies hierbij niet uit het oog dat het goud nog steeds fors ondergewaardeerd is en nog niet volledig het koopkrachtverlies gecompenseerd heeft.

Winst??????????????

Iedereen even goed opletten alstublieft:
 
stap 1: De Staat leent geld bij de NBB;
stap 2: De Staat kan die lening niet terugbetalen;
stap 3: De politici vervangen de onafhankelijke gouverneur en plaatsen een ex-minister in zijn plaats;     
stap 4: De politici devalueren de frank met 86%;
stap 5: De Staat betaalt een deel van zijn schulden aan de NBB terug met geld dat nagenoeg waardeloos geworden is.

De commerciële banken waren, met behulp van hun politieke vrienden, begonnen met het uithollen van de onafhankelijkheid van de NBB.
De aanzet voor de huidige monetaire crisis was gegeven.

1925-1926 deel 3

Intussen was het klimaat op de valutamarkten omgeslagen onder invloed van het doortastende beleid van Francqui.
Na een dieptepunt van 217 frank per pond in juli, herstelde de frank zich geleidelijk naar een niveau van ongeveer 175 frank, het peil dat Francqui voor ogen had als stabilisatiekoers.
De tijd was dus aangebroken om opnieuw onderhandelingen op te starten over een grote langlopende buitenlandse lening.
Anders dan een half jaar eerder verliepen die gesprekken vrij vlot.
De Belgische Staat kreeg van een consortium van internationale bankiers een dertigjarige lening van 100 miljoen dollar tegen 7 procent.
Daarnaast verklaarden een aantal westerse circulatiebanken zich bereid een krediet van 50 miljoen dollar ter beschikking te stellen van de NBB.
Alle voorwaarden waren dus vervuld om over te gaan tot een officiële muntstabilisatie en het herstel van de goudconvertibliteit.
Krachtens het koninklijk besluit van 25 oktober 1926 werd 1 frank gelijkgesteld aan 0,0418422 gram zuiver goud (nvdr dit was een afgrijselijke devaluatie met ongeveer 86%, voorheen was 1 frank gelijk aan 0,29 gram fijn goud!!!!).
Tegenover het pond sterling gaf dit een spilkoers van 175 frank, wat neerkwam op een devaluatie tot een zevende van zijn vooroorlogse waarde.
De onmiddellijk opvraagbare verplichtingen van de NBB moesten voortaan voor tenminste 40% gedekt zijn door goud of gouddeviezen.
Anders dan tijdens de vooroorlogse situatie kon de minister van Financiën geen lagere dekkingsgraad meer toestaan.
De reserves van de Bank, die zwaar waren aangetast door de opeenvolgende speculatieve aanvallen tegen de frank werden op twee manieren aangevuld.
Ten eerste droeg de Staat de netto-opbrengst van de pas afgesloten internatiotionale lening over aan de Bank.
Ten tweede stond de edelmetaalvoorraad van de Bank nog steeds geboekt tegen de vooroorlogse waarde. Ooit de uit de herwaardering van de metaalreserves voortvloeiende winst werd door de overheid goeddeels aan de Bank afgestaan.
Met beide operaties loste de Staat terzelfdertijd haar schulden tegenover de Bank in aanzienlijke mate af (nvdr onwaarschijnlijk maar waar de Staat leent geld van de NBB, komt eerst haar verplichtingen niet na en betaalt achteraf de lenig terug met geld dat 86% minder waard is!).
Daarmee kwam grotendeel een einde aan de nefaste verstrengeling van de overheidsfinanciën met de kredietverlening van de NBB. (De Bank, de frank en de euro pagina 115)

Onafhankelijk or not onafhankelijk, that's the question!?

We zijn hier getuige van het feit dat een grootschalige aanval wordt gelanceerd op de onafhankelijkheid van de NBB door de politiek.
Laat ons niet uit het oog verliezen dat de NBB tot taak had de koopkracht van de frank te beschermen, op het ogenblik dat dit niet langer past in het kraam van de politici wordt de onafhankelijkheid van de Bank ondergraven.
Wellicht wordt op dit moment in de geschiedenis gezaaid wat we vandaag oogsten: de grootste financiële crisis uit de geschiedenis!

1925-1926 van de ene crisis in de andere deel 2

Hoewel Janssen bepaalde toegevingen deed, hij verlaagde bijvoorbeeld de beoogde spilkoers tot 106 frank per pon sterling, bleven de onderhandelingen met de buitenlandse bankiers aanslepen.
Bijgevolg brak bij de beleggers in Belgisch overheidspapier opnieuw een vertrouwenscrisis uit.
Zij weigerden de schatkistbons die vervielen te vernieuwen waardoor de regering met zware liquiditeitsproblemen werd geconfronteerd.
De malaise sloeg over naar de valutamarkten, waar de Nationale Bank enkel dankzij ongekende interventies de frank op een niveau van 107 frank per pond kon houden.
In die context eisten de buitenlandse bankiers meer dan ooit een consolidatie van de vlottende schuld vooraleer ze een langlopende lening zouden toestaan.
Francqui lanceerde daarop het idee om het consolidatieprobleem op te lossen via een gedeeltelijke privatisering van de Belgische staatsspoorwegen, maar het voorstel stuitte op een socialistisch veto. Toen duidelijk werd dat de langlopende internationale stabilisatielening er niet zou komen, barstte een wilde speculatiegolf los tegen de frank.
Om de fors geslonken deviezenreserves niet nodeloos uit te putten, gaf Janssens de Bank opdracht de koers van de frank niet langer te ondersteunen.
Het pond steeg op één dag van 107 naar 121,5 frank en zette ook nadien zijn opmars gestaag voort. De wisselkoersstabilisatie was mislukt en Jansen trok daaruit de passende conclusie: op 5 mei 1926 nam hij ontslag als minister van financiën.
Enkele dagen later viel de regering Poullet-Vandervelde. Het opdoemende spookbeeld van een staatsmoratorium, waarbij de Schatkist haar verplichtingen niet meer kon nakomen, en de dreigende ineenstorting van de wisselkoers zorgden ervoor dat in allerijl een regering van nationale eenheid werd gevormd onder leiding van de katholiek Henri Jaspar.
Om snel te kunnen ingrijpen, verleende het parlement de regering bijzondere machten. Maurice Houtard, directeur van de Bank van Brussel, werd minister van Financiën, maar de echte sterke man in het nieuwe kabinet was Emile Francqui, minister zonder portefeuille.
Fancqui pakte meteen het saneringsbeleid aan; in tegenstelling tot Janssen gaf hij absolute voorrang aan het probleem van de rampzalige openbare financiën.
De muntstabilisatie zou pas in tweede instantie volgen. Om het begrotingsevenwicht structureel te herstellen, nam Francqui draconische maatregelen.
De belastingen werden nogmaals fors verhoogd, terwijl in de overheidsuitgaven genadeloos het mes werd gezet.
De binnenlandse vlottende schuld consolideerde hij via een gedeeltelijke privatisering van de staatsspoorwegen, waarbij schatkistbons vrijwel verplicht werden omgezet in aandelen van de pas opgerichte NMBS.
Door de acute crisissituatie bleken zowel de bevolking als de politici bereid maatregelen te slikken die vroeger niet of nauwelijks bespreekbaar waren.
Francqui slaagde hoe dan ook in zijn opzet: de overheidsfinanciën werden grondig gesaneerd, zodat de aandacht kon worden toegespitst op de tweede fase, namelijk de muntstabilisatie.
In dit dossier kwamen de jarenlange wrijvingen tussen de grootbanken, vooral de Generale Maatschappij, en de NBB over het te voeren monetaire beleid duidelijk tot uiting.
Francqui koesterde een diep wantrouwen tegenover de Bank en vooral ten opzicht van haar gouverneur Fernand Hautain.
Aanvankelijk werd de Bank in het stabilisatieproces volkomen genegeerd. Zelfs de interventies op de valtutamarkten, ter ondersteuning van de frank, gebeurden via de grootbanken.
Die situatie was onhoudbaar zodat Francqui aanstuurde op het ontslag van Hautain. De gouverneur was te nauw betrokken geweest bij de mislukte stabilisatiepoging van Janssen om op een geloofwaardige manier gestalte te kunnen geven aan een nieuw munstsaneringsbeleid.
Toch speelden andere overwegingen wellicht een even belangrijke rol. Zo steunde Hautain volop de commerciële activiteiten van de Bank, wat Francqui duidelijk niet zinde.
Hoe dan ook, bij koninklijk besluit van 27 september 1926 werd Hautain uit zijn ambt ontheven; hij werd opgevolgd door de liberale ex-minister Louis Franck, di in het parlement de aandacht had getrokken door zijn scherpe aanvallen op het stabilisatieplan van Janssen. (De Bank, de frank en de euro pagina 112/115)

vrijdag 27 april 2012

Reactie 3 op dat bericht

Zowel die nieuwe wet over de winstverdeling als die over de meerwaarde op het goud zijn pure onteigeningen zonder compensatie, een voortdurend misdrijf dat nooit verjaart.
Het feit dat politiek benoemde rechters over die materie vonnissen op maat hebben afgeleverd verandert daar niks aan.
Het feit dat de Staat voor elk aandeel in het bezit van de Staat meer dan 50.000 euro uit de reserves van de NBB gepikt heeft is één van de grootste misdaden tegen het Belgische volk uit de geschiedenis.
Het wordt hoog tijd om de verantwoordelijken eens wat pikante vragen voor de voeten te werpen!

Mijn tweede reactie op dat bericht

Er bestaan in deze wereld weinige dingen waar niks tegen te doen is, je moet het alleen maar willen.

We beleven momenteel historische momenten en het moment dat de kudde gaat ondervinden wat de tol is van het gevoerde wanbeleid van de jongste jaren nadert met rasse schreden.

Het moment om de verantwoordelijken voor deze crisis te confronteren is vandaag aangebroken.
Wel, de belangrijkste verantwoordelijken voor de ondergang van ons land zitten bij de NBB.
De onafhankelijke directeurs van de NBB hebben, in plaats van hun plicht te vervullen, het vuile spel voluit meegespeeld en dit heeft geleid tot de creatie van BELFIUS, de BELgische FInancieel Uitzichtloze Situatie.

Als de mannen, die dit gepresteerd hebben, voor U de pot op kunnen is het meer dan ooit belangrijk dat U op dinsdag 29 mei op post bent.
Ofwel kan de overheid voor U de pot op en komt U naar de algemene vergadering om hen dat duidelijk te maken!
Ofwel sluit U zich aan bij die overheid en helpt U die overheid een handje door op dinsdag 29 mei thuis te blijven.

Mijn reactie op voorgaand bericht

U doet exact hetgeen de door U verfoeide overheid van U verlangt.
Ze verkrachten alle rechtsregels, produceren vonnissen op maat, spelen met Uw voeten dat het klettert en U doet exact wat ze van U verlangen: In plaats van Uw acties op te voeren, gaat U thuis in de zetel lekker zitten mokken.
Die gasten waar U zo boos op bent, hebben heel dit land om zeep geholpen, en daar zijn ze enkel in gelukt omdat meer dan 99% van de kudde gedaan heeft wat U nu gaat doen: niks!
In plaats van niet naar die vergadering te komen, komt U beter wel naar die vergadering en probeert U nog enkele vrienden te overtuigen om mee te gaan.
En als U niet naar de vergadering wenst te komen, kom dan vanaf 11.30 uur mee demonstreren.

Een NBB aandeelhouder op het cash forum!

Noshirt,
Ben zelf al jaren aandeelhouder, en gedegouteerd door de behandeling door de overheid.
Maar de strijd is gestreden imo.
Met uitzondering van het hangende beroep door Deminor is het over en out.
De nieuwe wet is duidelijk en wordt niet meer aangevochten.
De meerwaarde van ons goud is voor de overheid.
Nogmaals schande en nogmaals bestolen, maar een blog of een beetje lawaai maken op de vergadering zal daar jammer genoeg niets aan veranderen.
Ik blijf momenteel aandeelhouder omwille van het grote verschil tussen intrinsieke waarde en beurskoers en bij gevolg een hoog en betrouwbaar dividend.
Jaarlijks wordt de basis voor ons dividend mooi verhoogd.
Conclusie: Mij zien ze niet meer op de algemene vergadering, en de overheid kan de pot op.

donderdag 26 april 2012

Weekberichten Kredietbank 7 september 1965

Enkele koersen uit de weekberichten van de Kredietbank dd. 7 september 1965:

goud 56.260 frank per kilogram
Napoleon officiële prijs 326,69 frank - vrije markt 463,75 frank
Vreneli officiële prijs 326,69 frank - vrije markt 498,75 frank
Nederlands tientje officiële prijs 340,29 frank - vrije markt 443,75 frank
Let op!!!!!! De Napoleon en de Vreneli bevatten exact evenveel goud, namelijk 5,80 gram fijn goud per munt!
Het tientje bevat meer goud dan de Napoleon en de Vreneli (6,05 gram fijn per munt) doch kost een stuk minder dan de munten met een lager goudgehalte

USD 49,64 frank CAD 46,0825 frank Franse frank 10,13 frank Zwitserse frank 11,4975 frank gulden 13,79 frank 100 Peseta 83,33 frank 100 lire 7,9455 frank Duitse mark 12,37 frank

Het kan verkeren schreef Bredero ooit.

Over de intrinsieke waarde van een NBB aandeel

17.000 euro zonder rekening te houden met de waarde van het goud die momenteel ongeveer 20.000 euro per aandeel bedraagt.
En we zijn bijzonder voorzichtig, we willen immers niet het onderste uit de kan want dan kun je problemen krijgen met het deksel!
Ondanks het feit dat de Staat meer dan 25.000 euro per aandeel uit de reserves van de NBB gepikt heeft, willen de privé aandeelhouders tot op heden nog steeds niet het volledige saldo dat rest.
We zijn reeds tevreden met een schamele twaalf- à veertienduizend euro per aandeel.
In feite zijn we veel te goed voor deze barbaarse wereld.
Dus na die diefstal van 25.000 euro per aandeel willen we van de resterende 37.000 euro slechts twaalf- tot veertienduizend euro.
We verdienen dus werkelijk een standbeeld omwille van onze gematigdheid.
Voor het gemak vergeten we eveneens die 34 miljard frank die de Staat sinds 1948 schuldig is aan de NBB.
Aangezien de Staat nooit rente betaald heeft op deze uitstaande schuld, 0,1% per jaar kunt ge toch moeilijke rente noemen;
en de NBB sinds 1991 elk jaar 986 miljoen frank vergoeding betaalt aan de Staat voor het geld dat de Staat schuldig is aan de NBB;
(ik weet het, dit is absurd doch het is de NBB en daar heeft men de privé aandeelhouders gedurende tientallen jaren gerold tegen de sterren op);
De vraag luidt dus als volgt:
Hoeveel bedraagt die schuld van 34 miljard uit 1948 vandaag als je daar de inflatiecijfers op loslaat?

Algemene vergadering NBB dinsdag 29 mei 2012!

Om de situatie voor de mensen van de ECB in Frankfurt een beetje duidelijker in beeld te brengen zullen we, op de dag van de algemene vergadering, om 11.30 uur beginnen met het voeren van acties rond de gebouwen van de NBB te Brussel.
 
Om toegelaten te worden tot de algemene vergadering moet je uiteraard aandeelhouder zijn om te demonstreren is dit geen vereiste.
Gelet op het feit dat, in het kader van de winstmaximalisatie bij de NBB, onafhankelijk gouverneur Coene in vergevorderde onderhandelingen zit om de drukkerij van de NBB te verkopen en om andere activiteiten van de NBB "out te sourcen" moeten we ook proberen om het personeel van de NBB bij onze actie te betrekken.
Het personeel zal wellicht met mooie woordjes gepaaid worden om de verkoop aan derden te slikken doch het leidt geen twijfel dat alle mooie beloftes binnen de kortste keren ingeslikt zullen worden.

Daarom een duidelijke oproep aan het personeel van de NBB:
REAGEER NU, WACHT NIET TOT HET TE LAAT IS!!!!!!

maandag 23 april 2012

Algemene Vergadering NBB dinsdag 29 mei 2012!

Beleggen is, net als de strijd tegen corruptie en onrechtvaardigheid, een materie voor de lange termijn. De jongste decennia moesten een aantal belangrijke waarden in de samenleving plaats maken voor hebzucht en absurditeiten allerhande.
De massa liet dit allemaal netjes passeren omdat ze zoet werden gehouden door het manna van de kunstmatige groei die er gecreëerd werd.
Mensen zoals ik, die waarschuwden voor de gevaren van het feit dat deze kunstmatige groei gefinancierd werd met schulden, werden uitgelachen en weggehoond.
Vandaag zitten we met de gebakken peren en ondergaan we een crisis waartegen, tot op de dag van vandaag, nog steeds niks ondernomen werd.
De reden ligt voor de hand. De mensen die verantwoordelijk zijn voor deze crisis, de toezichthouders en centrale bankiers, zitten nog steeds op hun comfortabele machtsposities en zij hebben er uiteraard geen belang bij dat de waarheid, hun nalatigheden en hun fouten aan het licht komen.
Door er voor te zorgen dat de massa de pijn niet voelt, kopen ze tijd doch hierdoor worden de problemen op termijn onnoemelijk veel groter.
Zolang een groot deel van de slachtoffers niet in opstand komt, kunnen de verantwoordelijken voor deze crisis rustig buiten schot blijven.

Vindt U dat het stilaan genoeg geweest is?
Zorg dan dat U op dinsdag 29 mei 2012 aanwezig bent op de algemene vergadering van de NBB zodat we kunnen beginnen met het presenteren van de rekening aan de mensen die onze welvaart om zeep geholpen hebben.

zondag 22 april 2012

Bezoek aan de ECB?

Tijdens de VFB Happening werd ik door verschillende mensen benaderd met de vraag om nog een keertje een bezoek aan de ECB in Frankfurt te organiseren.

Dit lijkt mij een goed idee. Gelet op de monetaire toestand moet men bij de ECB misselijk worden bij het onwaarschijnlijke spektakel bij de Nationale Bank van België.
Indien er voldoende belangstelling bestaat, zal ik het nodige doen.

Wie is er kandidaat om in oktober een bezoek te brengen aan de ECB te Frankfurt?

Geïnteresseerden kunnen een mailtje sturen naar erik@nbb4ever.be

donderdag 19 april 2012

De Bank, de frank en de euro!

Nogmaals de aandacht vestigen op het prachtige boek waaruit wij op deze blog citeren. Het boek is prachtig geïllustreerd met beeltenissen van ons papiergeld, spotprenten, historische foto's, interessante tabellen, grafieken enzovoort.

Geschiedenis van de Nationale Bank
DE BANK, DE FRANK EN DE EURO - ANDERHALVE EEUW NATIONALE BANK VAN BELGIË

Het boek "De Bank, de frank en de euro" biedt een toegankelijke synthese van 155 jaar Nationale Bank tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in België en in Europa.

Deze rijkelijk geïllustreerde uitgave voor het brede publiek werd gecoördineerd door economisch historicus Erik Buyst, bijgestaan door drie specialisten van de Nationale Bank (Walter Pluym, Ivo Maes en Marianne Danneel).

Uitgeverij Lannoo nv, Tielt/België - 2005.
ISBN: 90-209-6255-8
296 pagina's - 49,95 euro

Verkrijgbaar via o.a. volgende boekhandels: Fnac, Plato, Story Scientia, NBD Biblion, Standaard Boekhandel.

Een must voor iedere NBB4EVER fan!

1925-1926 van de ene crisis in de andere

De zware budgettaire en monetaire crisis in april-mei 1925 had de politici de schrik op het lijf gejaagd. De regering Poullet-Vandervelde plaatste de sanering van de openbare financiën en de muntstabilisatie dan ook resoluut bovenaan de politieke agenda. Janssen liet het eerder door de studiedienst van de NBB uitgewerkte actieplan aanpassen aan de nieuwe situatie. Het gewijzigde plan bevatte drie kernpunten: stabilisatie van de Belgische munt tegen een koers van 100 frank voor een pond sterling, het uitschrijven van een langlopende buitenlandse lening ter waarde van 150 miljoen dollar om de openbare schuld ten opzichte van de Bank fors te verminderen en belastingverhogingen om om het begrotingstekort te dekken. Pas na de monetaire sanering zou de consolidatie van de reusachtige vlottende schuld worden aangepakt.

Het programma lekte uit in de pers en kreeg onmiddellijk stevige tegenwind vanuit de financiële kringen. Waarom waren zij niet betrokken bij de opmaak van het muntsaneringsplan? Voorts hadden de grootbanken kritiek op de gekozen stabilisatiekoers, die naar hun mening de frank flink overwaardeerde met alle gevolgen van dien voor de concurrentiekracht van de Belgische economie. Zijzelf stelden een koers van 120 tot 125 frank per Brits pond voor. De Generale Maatschappij was evenmin te spreken over de prioriteit die werd verleend aan de wisselkoersaspecten van het plan, terwijl de sanering van de overheidsfinanciën op de achtergrond werd verschoven. Volgens de Generale moest eerst het probleem van de openbare financiën grondig worden aangepakt, pas daarna kon de aandacht worden toegespitst op de muntstabilisatie.

Ondanks die fundamentele kritiek bleek de minister van Financiën niet bereid de algemene contouren van zijn plan grondig te wijzigen. Janssen wilde immers vaart zetten achter het stabilisatieprogramma. Enerzijds was in Frankrijk een wisselkoerscrisis uitgebroken en hij vreesde dat die naar België zou overslaan. Anderzijds had hij kunnen vaststellen dat de budgettaire ontsporing veel ernstiger was dan algemeen werd aangenomen. Daarom knoopte Janssen onmiddellijk onderhandelingen aan met internationale bankiershuizen om een grote langlopende buitenlandse obligatielening te verkrijgen. Janssen beging daarbij opnieuw de strategische fout de Belgische grootbanken niet bij dit proces te betrekken. Hijzelf nam contact op met potentiële Europese geldschieters, terwijl Fernand Hautain, gouverneur van de NBB, naar New-York reisde om de Amerikaanse financiële wereld te bewerken.

Alvorens concrete toezeggingen te doen, wensten de buitenlandse bankiers zich nader op de hoogte te stellen van de Belgische economische situatie. Zij kwamen dan bijna onmiddellijk terecht bij Emile Franqui, die inmiddels vice-gouverneur was geworden van de Generale. Vaak kenden de buitenlandse bankiers Franqui persoonlijk of waren ze op z'n minst op de hoogte van zijn grote faam in het internationale financieringswezen. Bij die contacten ventileerde Franqui de kritiek van de Belgische grootbanken op het stabilisatieplan van de Belgische regering. Het gevolg liet zich raden: de buitenlandse bankiers weigerden de gevraagde lening toe te kennen zolang de overheidsfinanciën niet doortastender werden gesaneerd. Voorts vroegen ze een minder ambitieuze stabilisatiekoers voor de Belgische frank. (De Bank, de frank en de euro pagina 110-112)

woensdag 18 april 2012

1924 de moeilijke weg naar de stabilisatie

Na het pijnlijk mislukken van de Roerbezetting klaarde de politiek-economische hemel geleidelijk weer op. Om een structurele oplossing te vinden voor het probleem van de herstelbetalingen en voor de Duitse hyperinflatie werd een internationaal comité van experts opgericht. Die onderhandelingen zouden uitmonden in het zogeheten Dawesplan (1924). Dankzij een grote internationale lening en een realistischer aflossingsschema kwamen de Duitse herstelbetalingen weer op gang, zodat ook het vertrouwen in het Belgische begrotingsbeleid opnieuw verstevigde. Het internationale monetaire klimaat verbeterde bovendien zienderogen. Duitsland voerde een succesvolle muntsanering uit, terwijl de koers van het Britse pond steeds dichter bij de vooroorlogse goudpariteit kwam. Een en ander maakte dat de Belgische frank op de internationale markten niet langer terrein verloor. Derhalve gingen bij de Bank stemmen op om werk te maken van de wisselkoersstabilisatie. Alber-Edouard Janssen en Paul van Zeeland kregen de opdracht een concreet plan uit te tekenen.

Sedert de goedkeuring van het Dawesplan toonden Amerikaanse investeerders veel belangstelling voor beleggingen in Europa. Janssen en van Zeeland, die daarop inspeelden, stelden de regering voor een reeks grote consolidatieleningen in het buitenland uit te schrijven. Die formule bood twee belangrijke voordelen. Ten eerste zou België aanzienlijke deviezenreserves verwerven, zodat de nieuwe goudpariteit van de frank krachtdadig kon verdedigd worden op de valutamarkten. Ten tweede zou een groot deel van de omvangrijke vlottende overheidsschuld worden omgezet in een aantal langlopende leningen. Zodoende moest de overheidsschuld niet voortdurend worden geherfinancierd, met alle risico's van dien. Hoewel de regering akkoord ging met de voorgestelde werkwijze, bleven er ernstige meningsverschillen bestaan. Zo hield de Bank vast aan een voorzichtig, maar vastberaden deflatoir beleid, om de convertibiliteit van de frank te herstellen tegen een sterk opgewaardeerde koers. De regering deelde die zienswijze niet.

In april 1925 kwam het dossier van de wisselkoersstabilisatie in een stroomversnelling toen het Britse pond opnieuw werd vastgekoppeld aan het goud en wel tegen de vooroorlogse pariteit. Het Britse voorbeeld vond in Europa snel navolging, zodat het algemene herstel van de gouden standaard slechts een kwestie van tijd leek. In feite stapten heel wat landen over op de zogeheten goud-deviezenstandaard, een wat minder strikte variant van de zuivere gouden standaard. In dat stelsel hielden alleen de circulatiebanken van belangrijke economische mogendheden goudreserves aan. Vanwege het relatieve tekort aan goud in Europa werden de andere centrale banken aangemoedigd om deviezen die in goud konden worden omgezet, bijvoorbeeld Britse ponden en Amerikaanse dollars, als internationale reserves aan te wenden. In feite was de NBB een van de pioniers van die techniek. Zij gebruikte reeds sedert de jaren 1850 buitenlandse wissels als aanvulling op haar voorraad edelmetaal.

Precies op het ogenblik dat verschillende Europese landen zich aan het voorbereiden waren om aansluiting te vinden bij de goud-deviezenstandaard, gleed België af naar een diepe politieke crisis. De beleggers verloren het vertrouwen in het saneringsbeleid en weigerden de schatkistbons die vervielen te hernieuwen. Zo kwma het sluipende gevaar dat verbonden was aan de hoge vlottende schuld duidelijk aan de oppervlakte. Bij gebrek aan liquiditeiten zat er voor de overheid niks anders op dan herhaaldelijk voorschotten op te nemen bij de NBB. Ook op de valutamarkten laaide de onrust op. De Bank, die de frank tegen een stevige koers de gouden standaard wilde binnenloodsen, intervenieerde voor het eerst sinds geruime tijd massaal op de valutamarkten. Dat mocht evenwel niet baten, want opnieuw verloor de frank flink wat terrein ten opzicht van de valuta's die weer aan het goud waren gekoppeld.

Na meer dan tien weken van politieke crisis zag de regering Poullet-Vandervelde het levenslicht. Het nieuw kabinet betekende een ingrijpende machtsverschuiving in het Belgische politieke landschap. Zo kon de kersverse regering in het parlement rekenen op de steun van de socialisten en de arbeidersvleugel van de Katholieke Partij. De liberalen en de katholieke conservatieven werden verbannen naar de opposietiebanken. Voortaan moesten de politieke vertrouwelingen van de grootbanken, die in de eerste helft van de jaren 1920 het regeringsbeleid sterk hadden beïnvloed, toekijken vanaf de zijlijn. Tezelfdertijd kreeg de NBB steeds meer invloed op de publieke besluitvorming. Aan de technicus Albert-Edouard Janssen werd de portefeuille van Financiën toevertrouwd. Hoewel Janssen ontslag nam als directeur bij de Bank, bleef hij met de instelling intense contacten onderhouden. De financiële wereld reageerde weinig enthousiast op de benoeming van Janssen. Hij werd vereenzelvigd met het harde deflatoire beleid dat de Bank reeds jarenlang verdedigde. (De Bank, de frank en de euro pagina 109-110)

dinsdag 17 april 2012

De schuld van de Staat aan de NBB

Na de Tweede Wereldoorlog wordt de schuld van de Staat aan de Bank geconsolideerd op vijfendertig miljard frank. De Staat moest hierop slechts 0,1% rente betalen doch engageerde zich om deze schuld zo snel mogelijk te vereffenen. Uiteindelijk wordt van deze schuld slechts één miljard frank terugbetaald en in 1991 zorgt deze schuld voor een ongezien financieel huzarenstuk. In 1991 wordt de schuld van 34 miljard frank omgezet in vrij verhandelbare schuldeffecten en sindsdien betaalt de NBB jaarlijks 986 miljoen frank aan de Staat op de schuld die de Staat heeft tegenover de Bank!

Een mooier voorbeeld, om de minachting tegenover de privé aandeelhouders van de Bank te illustreren, bestaat er wellicht niet.

Aangezien men nauwkeurig kan berekenen hoe de inflatie sinds 1948 geëvolueerd is, kan men perfect uitrekenen hoeveel de Staat in het krijt staat bij de NBB.

Is er iemand die zich de moeite wil getroosten om de waarde van die schuld ten belope van 34 miljard frank uit 1948 te berekenen? Gelet op de verwaarloosbare vergoeding van 0,1% die de NBB op deze lening ontving moet je voor mijn part met die rente geen rekening houden.

Wat is, rekening houdend met de inflatie sedert 1949, de actuele waarde van de schuld van de Staat aan de NBB?

De utopie van de vooroorlogse goudpariteit deel III

Een half jaar later deden zich opnieuw problemen voor met de Duitse herstelbetalingen. Na de mislukte ultieme verzoeningsconferentie vielen Franse en Belgische troepen begin 1923 het Roergebied binnen. Het was de bedoeling de achterstallige herstelbetalingen alsnog te recupereren door de inbeslagname van steenkool, staal en andere verhandelbare producten. Het hardnekkige passieve verzet van de Duitse bevolking, door middel van stakingen, sabotage enzovoort, staken daar evenwel een stokje voor. Erger nog, mede door de Roerbezetting stortte de waarde van de Reichsmark volledig in elkaar, zodat het lot van de toekomstige herstelbetalingen meer dan ooit onzeker werd. Tegen die achtergrond brak een algemene vertrouwenscrisis uit ten opzichte van het Belgische begrotingsbeleid. Die malaise kwam het sterkst tot uiting op de internationale valutamarkten waar de frank vrijwel de helft van zijn waarde verloor tegenover het Britse pond. Bijgevolg gingen de prijzen van ingevoerde producten fors omhoog zodat de inflatie opnieuw opflakkerde.

Ondanks die zware tegenvallers bleef de Bank halsstarrig vasthouden aan haar doelstelling van de voorgaande jaren: het herstel van de vooroorlogse pariteit van de frank. Ze besefte wel dat de regering, vanwege de heersende budgettaire en monetaire crisis, bij het publiek geen langlopende staatsleningen meer geplaatst zou krijgen om haar schulden tegenover de NBB af te lossen. Daarom stelde van Zeeland medio 1923 voor om over te schakelen op een ander deflatie-instrument, namelijk het verhogen van de discontovoet.

Van Zeeland had ingezien dat niet alleen de biljettencirculatie maar ook de girale geldhoeveelheid vors was toegenomen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren vele Belgische vluchtelingen in Groot-Brittannië terechtgekomen, een land waar girale betaal- en krediettechnieken op ruime schaal werden toegepast. Na de Wapenstilstand verspreidden de teruggekeerde vluchtelingen die gewoonte in België, een trend die de grootbanken toejuichten. Ook de NBB schreef in haar jaarverslag van 1919 op pagina 20 "Il importe au plus haut degré que l'usage du chèque se propage en Belgique" (het is van het allergrootste belang dat de cheque in België op ruime schaal ingang vindt). Ze voegde trouwens de daad bij het woord en voerde het aantal verrekenkamers snel op van vier in 1913 tot twintig in 1923. Dat het snel toenemende gebruik van girale betaal- en kredietinstrumenten de totale geldhoeveelheid deed aanzwellen en de beoogde deflatiepolitiek derhalve tegenwerkte, drong aanvankelijk niet tot de Bank door.

Van Zeeland zag dat echter medio 1923 wel in en wilde de kredietverlening in rekening courant afremmen door de discontovoet op te trekken. De Bank stuitte evenwel opnieuw op een veto van de regering. Inmiddels was de vlottende overheidsschuld immers sterk toegenomen, zodat een hog discontovoet snel aanleiding zou geven tot zwaardere rentelasten. Begin 1924 moest de Bank noodgedwongen toegeven dat het nastreven van de vooroorlogse goudpariteit een utopie was geworden. (De Bank, de frank en de euro pagina 108/109)

De opbrengsten van de goudverkopen van de NBB!

Na een opmerking van een gewaardeerde poster op het Cash forum even volgende aanvulling:

De NBB had in 1988 nog 1.303 ton goud.
Daar blijft vandaag nog ongeveer 220 ton van over!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Het grote verschil is dat die andere centrale banken, die een deel van hun goudvoorraad verkocht hebben, de opbrengsten van die verkopen nog steeds in hun reserves hebben zitten. We hebben het hier dan over centrale banken die volledig in handen van de Staat zijn. In België, waar de NBB nog steeds voor 50% eigendom is van privé aandeelhouders, werden de opbrengsten van die verkopen echter in de bodemloze Schatkist gestort. De bedoeling hiervan was om de hoge staatsschuld kunstmatig te drukken om kunstmatig in de euro te geraken. De afschaffing van de dubbele meerderheid was één van de kunstgrepen die nodig was om de transfert van die onbeschikbare reserves mogelijk te maken.

maandag 16 april 2012

Personeel ECB vreest inflatie.

Onderstaand opiniestuk, vandaag geschreven door Maarten Verheyen :


Het personeel van de ECB heeft gevraagd om de pensioenen "inflatievast" te maken. Opmerkelijk. Is het niet de taak van de ECB om de inflatie te bestrijden? Het is natuurlijk allemaal een rookgordijn, dat inflatiemandaat. De centrale banken bepalen of er inflatie zal zijn. Zij zijn het die beslissen hoeveel geld er geprint wordt.

Al dat geroep op iedereen die de prijzen verhoogt, is dan ook bijzonder hypocriet.
Toen de wereld nog opereerde onder een goudstandaard was er 200 jaar lang geen inflatie.

TWEEHONDERD JAAR!

Kan je je dat voorstellen? Dat de prijzen over een periode van twee eeuwen niet stijgen? Een duidelijker bewijs dat geld printen en inflatie hand in hand gaan, kan je toch niet krijgen. Onder de goudstandaard bleef de geldhoeveelheid namelijk gelijk.

Maar goed, terug naar het personeel van de ECB. Zij willen hun pensioen beschermen tegen inflatie. Een aantal weken geleden lekte ook al uit dat een lid van de Federal Reserve zijn vermogen in goud heeft gestoken.

Dit zijn de mensen die ons moeten beschermen tegen inflatie!

Als je hun beleggingen bekijkt, dan kan je niet anders dan vaststellen dat ze de eigen slaagkansen laag inschatten. Je beseft toch dat het schip zal zinken als de kapitein zijn reddingsboot gereed maakt, niet?

groeten,

Maarten Verheyen

zondag 15 april 2012

De utopie van de vooroorlogse goudpariteit deel II

Pas in 1921 werden de eerste saneringsmaatregelen genomen onder impuls van de nieuwe minister van Financiën, Georges Theunis. Als ervaren zakenman uit de groep Empain genoot hij het vertrouwen van de industriële en financiële wereld. Hij wendde alle moeite aan om de stijging van de overheidsuitgaven af te remmen. Bovendien deinsde hij niet terug voor een verzwaring van de fiscale druk door bijvoorbeeld een weelde- en omzetbelasting in te voeren. Dit doortastende beleid wierp vruchten af: het torenhoge begrotingsdeficit verminderde zienderogen. In die gunstige context ging de Bank ervan uit dat de minister van Financiën snel werk zou maken van de terugbetaling van de overheidsschuld en de nodige stappen zou zetten om de vooroorlogse pariteit van de frank te herstellen. Geleidelijk werd echter duidelijk dat de ambities van Theunis, die ondertussen ook eerste minister geworden was, beperkt bleven tot het verzekeren van het begrotingsevenwicht op de middellange termijn.

Een harde deflatiepolitiek, met als doel de binnenlandse prijzen en kosten fors te drukken, stond om verschillende redenen niet op het programma van Theunis. Ten eerste vreesde hij dat een dergelijk beleid het economische leven in België zou verlammen. Voor de grootbanken en de industrie, zijn natuurlijke achterban, was dat een weinig aantrekkelijk perspectief. Voorts besefte hij dat het zelfbewustzijn van de arbeidersklasse, als gevolg van de oorlog, fors was toegenomen. Een doortastend deflatiebeleid zou de werkloosheid snel doen oplopen en dus onvermijdelijk aanleiding geven tot scherpe sociale conflicten. Het leek niet denkbeeldig dat vooral de Belgische Werkliedenpartij, die sedert de invoering van het enkelvoudig mannenstemrecht in 1919 een belangrijke electorale macht had, daarvan zou profiteren. Een dergelijk scenario konden zowel de industriële als de financiële wereld missen als kiespijn.

De weigering van Theunis, om een harde deflatoire politiek te voeren, had op monetair vlak ingrijpende gevolgen. In feite was de minister van Financiën bereid de waardevermindering van de frank, die zich op de internationale valutamarkten had voorgedaan, grotendeels te aanvaarden. Die onorthodoxe ideeën stonden haaks op de visie van de Bank. Voor deze laatste zat er dus niets anders op dan de nuchter zakenman Theunis van haar gelijk te overtuigen. Ze besefte dat zij daar enkel zou kunnen in slagen op basis van een wetenschappelijk onderbouwd monetair herstelplan. Albert-Edouard Janssen, de inmiddels tot directeur benoemde monetaire expert van de Bank, pleitte daarom voor de oprichting van een studiedienst. Dit voorstel werd goedgekeurd en de veelbelovende jonge econoom Paul van Zeeland werd in dienst genomen om de studiedienst uit te bouwen.

Van Zeeland stelde de directie van de Bank niet teleur. Eind 1921 legde hij een uitgebreide studie voor die geruime tijd de leidraad zou blijven van het monetaire beleid van de Bank. Hij beklemtoonde dat het herstel van de vooroorlogse pariteit geen terugkeer naar het prijspeil van 1913 impliceerde. De koopkracht van het goud was inmiddels met de helft verminderd, zodat de voorspelde deflatie wellicht niet zo pijnlijk zou zijn als aanvankelijk werd gevreesd. Volgens van Zeeland volstond een vermindering van de chartale geldhoeveelheid met 3 miljard frank om het beoogde doel te bereiken. Concreet suggereerde hij om, gespreid over zes jaar, langlopende staatsleningen uit te geven van telkens 500 miljoen frank. Met de opbrengst daarvan zou de overheid haar schulden bij de NBB aflossen. Deze laatste zou de aldus ontvangen biljetten onmiddellijk vernietigen. Uit deze beknopte samenvatting blijkt dat van Zeeland het deflatiebeleid als een louter monetaire aangelegenheid beschouwde en daar lag meteen de zwakte van zijn plan. Hij besteedde nauwelijks aandacht aan de negatieve effecten die een scherpe vermindering van de geldhoeveelheid op de reële economie sorteerde.

Hoewel de Bank het plan-van Zeeland geregeld aanprees bij de regering, veranderde er weinig aan het gevoerde beleid. En dat was niet verwonderlijk, want de Belgische Staat torste al een torenhoge schuld die in 1921 piekte op bijna 140% van het BNP. In die context kon het uitschrijven van supplementaire leningen de binnenlandse kapitaalmarkt uit evenwicht brengen. De regering had al ondervonden dat schuldtitels op lange termijn steeds minder gegadigden vonden. Bovendien zou een doortastende deflatoire politiek het probleem van de overheidsschuld alleen maar verzwaren. Tenslotte werd het plan vanuit een onverwachte hoek tegengewerkt. Op de Conferentie van Genua in april-mei 1922 trokken internationale monetaire experts openlijk de haalbaarheid in twijfel van een terugkeer naar de vooroorlogse goudpariteit voor landen met een sterk gedeprecieerde munt. Wellicht om onrust op de valutamarkten te voorkomen, distantieerde Theunis zich officieel van deze zienswijze. (De Bank, de frank en de euro pagina 106/108)

De utopie van de vooroorlogse goudpariteit

De regering kwam haar belofte, om in 1920 twee miljard af te lossen van de schuld die zijn tegenover de Bank had, nauwelijks na. (nvdr hetzelfde zal trouwens gebeuren met de schuld die de Staat na de Tweede Wereldoorlog bij de NBB aanging en die tot op de dag van vandaag nog steeds niet terugbetaald werd)

Gelet op de erbarmelijk slechte overheidsfinanciën was dat niet verwonderlijk. In afwachting van de ruime Duitse hetstelbetalingen keerde de regering royale vergoedingen uit voor oorlogsschade. Tegenover die explosie van overheidsuitgaven stond een stagnatie van belastingontvangsten. Dit laatste had voor een groot stuk te maken met het overhaast doordrukken van een ware fiscale revolutie. In een periode van volle wederopbouw schakelde België over van een systeem van voornamelijk indirecte belastingen op een stelsel dat hoofdzakelijk gebaseerd was op een moderne inkomensfiscaliteit. In dergelijke omstandigheden bleek het helemaal geen sinecure te zijn om de nieuwe heffingsmethoden snel en efficiënt toe te passen. Bovendien leken de felbegeerde Duitse herstelbetalingen langer op zich te laten wachten dan aanvankelijk was verwacht. Bijgevolg schoot het begrotingstekort in 1920 omhoog tot bijna 20% van het Bruto Nationaal Product.

De regering, die er vast van overtuigd was dat Duitsland uiteindelijk toch zou betalen, schreef de ene lening na de andere uit. Naast de klassieke instrumenten, langlopende staatsobligaties en schatkistbons op middellange termijn, kreeg de minister van Financiën met het koninklijk besluit van 31 augustus 1920 toestemming om op de binnenlandse markt schatkistbons uit te geven met een looptijd van maximaal één jaar. De regering maakte daarvan gebruik om doorlopend schatkistbons op drie en zes maanden uit te geven. Hoewel op dat kortlopende papier overvloedig werd ingeschreven, bleef de opbrengst onvoldoende om de haast onverzadigbare geldhonger van de overheid te stillen. Daarom zag de regering zich verplicht ook een beroep te doen op de buitenlandse, vooral de Amerikaanse, geld- en kapitaalmarkt.

In combinatie met de in België heersende inflatoire spanningen, ondermijnde het roekeloze begrotingsbeleid het vertrouwen in de frank. Op de internationale valutamarkten noteerde onze munt begin 1919 nog in de buurt van de vooroorlogse officiële pariteit ten opzichte van het Britse pond, maar nadien gleed de frank steeds sneller af. In het voorjaar van 1920 had de frank al meer dan de helft van zijn vooroorlogse waarde verloren tegenover het Britse pond. Uiteraard verontrustte die ontwikkeling de Bank, die bij de regering steeds nadrukkelijker aandrong op een geloofwaardig deflatiebeleid, maar tevergeefs. (De Bank, de frank en de euro pagina 104-106).

Aandelen op naam laten zetten!!!!

Al jarenlang dring ik aan om één of meerdere aandelen NBB op Uw naam te laten zetten bij de NBB. Hoe doet U dit? Heel eenvoudig: U geeft de instelling, waar Uw aandelen op rekening staan, gewoon de opdracht om die aandelen op naam te laten zetten bij de NBB.

De voordelen zijn legio:
1.als Uw bank failliet gaat, blijven Uw aandelen buiten schot;
2.Uw aandelen worden bij de NBB gratis bewaard;
3.U wordt automatisch schriftelijk verwittigd van en uitgenodigd voor alle vergaderingen. U moet dan enkel nog even laten weten dat U naar die vergadering komt en klaar is Kees! Alles staat klaar en duidelijk uitgelegd op de uitnodiging die U thuis ontvangt.

GELET OP DE SITUATIE BIJ DE BANKEN ZIJN UW AANDELEN VEEL VEILIGER BIJ DE MAATSCHAPPIJ IN KWESTIE DAN BIJ EENDER WELKE FINANCIELE INSTELLING!!!!!!